
[…]
Het gezang van de lama’s begint langzaam op mijn geest in te werken. Ik voel het, dit keer is het anders dan anders.
Plots wordt het geneurie van de lama’s tot achtergrondmuziek in mijn mystieke landschap: Ik zie mezelf trainen op mijn paard Eucalyptus, in de velden waarin we dat altijd doen. De avondzon schijnt indringend, we maken grote snelheid. Eucalyptus en ik zijn in geest verweven. Zijn snelheid correspondeert met het geestesvuur dat in mij ontstoken wordt. Een kracht die enkel ontvlamt door een innerlijk samenspel van liefde en woede. Onze training is als het slijpen van een geestelijk mes. Niemand in het landschap rijdt er sneller, behalve één man.
De Lama laat ons de kanalen visualiseren waardoor de woede verdreven wordt. Terwijl hij dat zegt, verandert het landschap; Eucalyptus en ik rijden ineens het decor van de training uit, het decor van de werkelijke oorlog in. Ik zie het bloed dat vergoten wordt, en terwijl ik de woorden van de lama beluister, besluit ik mijn woede te omarmen.
Op dat moment, voor het eerst, zie ik voor me in de oorlog, de man die sneller rijdt dan ik. Hij kijkt me aan van achter zijn donkerblonde lokken. Één blik is voldoende, Ik weet wie hij is, hij is de man die zijn bloed zal moeten vergieten voor mijn laatste zwakte. Hij is de man die mijn vader is.
We zijn aanbeland bij het belangrijkste deel van de stervensbeoefening, de lama zegt dat we op elke kreet een lichtbol in onszelf van onder naar boven moeten schieten, tot aan onze kruin, waardoor we op de dag van ons sterven ook zullen verdwijnen. Ik voel geen angst, ik begin de kreten eruit te gooien, en de lichtbol met grote kracht tegen mijn kruin aan te schieten. Voor het gemak negeer ik zelfs de veiligheidsgrepen die mij op aarde zouden moeten houden.
Grootheidswaanzin, roekeloos zegt de koning. Mijn lichaam wordt warm, heet. Een overweldigend gevoel van ruimte en licht groeit binnen in me. Mijn kruin begint te branden, en plots verandert de zaal in een grote lichte kerk, met witte muren. Achter de Lama hangt nu een groot kruis aan de muur. In het plafond boven mij vormt zich een ronde opening, waardoor een helder goud wit licht schijnt, recht op de plek waar ik zit.
Ik zie mezelf opstaan en door het gangpad dansen, in de lange groene jurk, die ik in het landschap, maar vandaag ook hier draag. Ik heb het zwaard in mijn handen.
De Lama zegt: tekenen van succes! De koning van mijn landschap zegt: Ik was het die je op kwam zoeken. Mijn koning, die over afstand en tijd kan reizen, en de muren van zijn huis tot de mijne maakt.
De volgende dag lopen we samen naar de kerk. Ik zie de ronde opening in het dak met het licht dat er doorheen schijnt. Ik ben er steeds zekerder van: Wij zullen elkaar altijd vinden, over elke grens heen. Zelfs die van de dood.
