Photography blog

Dubbelportret: Peter

Peter

Een man met een gitaar. Volkomen toegewijd. Maar
toegewijd aan wat? Aan de muziek? Die is hem net zo
lief als vreemd: ooit moest hij spelen om iemand te zijn,
op het gevaar af zich juist daarin te verliezen. Een man

met een gitaar. Die in zijn eigen wereld zit. Intern,
intiem verbond tussen ogen, neus en handen. De kale
kamer in zijn nieuwe huis voelt als een kluis, waar
hij alleen is. Hij. Alleen. Dat leerde hij van mannen

die hij volgde. Ze reikten hem wijsheid aan naar hun
vermogen. De man kon luisteren, bewaarde wat waar
was in zijn ogen. Toegewijd is hij, als een misdienaar
die eenmaal groot zijn eigen paden kiest. Zijn eigen

vrije zelf – maar toch verbonden. Hij is zijn eigen
eigenaar. Hij is een man die in zijn eigen wereld zit,
en dus bij zijn geliefden in de kamer, die hem zien.
Voor hen maken zijn slanke handen hun gebaar.

Zijn wijsvinger reikt tot de diepste snaar.

Foto Alba Rosa | Gedicht Catharinus | Heilige Ruimte

Lichtval

“…Een droom: we vielen uit de lucht, het Licht en ik. Het Licht was helder, als een bliksem die de hemel van oost tot west verlicht. Het was een diepe val, onder ons was de zee. Water is betonhard voor wie valt, maar angst was er niet. Ik verloor het contact met haar niet. Ik zei, in volle vaart maar kalm en zonder onzekerheid: ‘met je voeten of met je hoofd erin.’ Dat deden we. Het Licht werd in alles net zo op de proef gesteld als ik. We gingen samen onder en kwamen samen boven. Het water was zout en koud. We vreesden de kou in onze botten niet…”

(Tekst bij een nachtgezicht)

Tekst: Catharinus | foto: Alba Rosa | Heilige Ruimte

Dubbelportret: Denise

Denise

Regen uit een lege hemel. Een groot teken. Ik zag een vrouw, gehuld in het licht van een
omfloerste zon. Een vrouw van eer. Onder haar voeten lag de maan. Haar handen, rank en
eindeloos teer, strooiden ruimhartig sterren uit, die lichtkringen maakten waar zij het water
raakten. Weerloos was zij, als een vrouw op alle dagen. Doodsnood. Levensdrang. Laatste
vragen. Misbaar en moed. En nooit gesleten zeer. Ik zag de Maria van het Engelermeer.

Barrevoets staat zij daar, een tempelzuil. Geducht, als een priesteres, rijst zij op uit de
dode rivierarm. Haar voeten staan waar het riet wortelt, zij voelt daar het leven wemelen.
De schepping zucht. Er is gevaar. Zij speurt een lege hemel af, zou willen leven van de lucht.
Zij zal de laatste zijn die vlucht. Ze breidt haar handen uit. Ze leeft op goed gerucht.

Bemin haar, Liefde, begenadig haar. Rijs voor haar voeten op als heilzaam kruid. Wil in
haar diepste diep haar warmte zijn, haar hartslag, haar extase. Wil, Liefde, voor haar zijn
wat haar kan schelen. Laat haar vieren en delen. Zij kan een moeder zijn. Voor velen.

Foto: Alba Rosa | Gedicht: Catharinus | Heilige Ruimte

Dubbelportret: Adriana

Adriana

Wat is waar? Lucht. Je neus en mond snakken ernaar. Je ogen
kijken vragend omhoog. Precies over je slapen loopt een grens.
En uitgerekend daar heeft je haar een aureool van blauw vuur.
Daaronder vindt een zacht vertragen plaats, daar is je natte haar
zwaar en gewichtloos tegelijk. Als wier. Als de verwarring van

gedachten in stilstaand water. Welke grondtoon horen je oren?
Hoor je die stem, die uit de aarde en uit water roept om jou? Die
jou zoekt in een blauwe genade? En lukt het je te luisteren? Antwoord
te geven? Met je lippen op elkaar en natte ogen terug te fluisteren?

Laat de bloemen los. Zij dragen de last van hun eigen bestaan, ze drijven
niet bij jou vandaan. Kijk niet zo verrast. Laat los, geef antwoord, laat
gaan. Je zult het zien, dat alles past. Want wat je loslaat houdt jou vast.


Foto: Alba Rosa | Gedicht: Catharinus | Heilige Ruimte

Een rug

Een rug

Een rug, een landschap als een boek, een beeld: liefdevol gepolijst
albast. Te lezen in de explosieve stilte van het licht, dat uit zo diep
een donker spat. Waar op de tast verrassing wacht, van huid en haar,
waaronder kracht: spieren, botten. Een leeslandschap, nauwelijks
met gewicht belast, op schouderhoogte vrijwel onverweerd, en elders
toch voorzichtig al vereerd met het zachte ademhalen van de tijd;
dat je al kijkend, lezend, een vermoeden leert. Van eeuwigheid.

Dit is een groot verhaal, hier staat geschreven. En toch: hier valt
geen woord. Gefluister op de lichthuid voor de lens, van een onaardse
aardsheid. Over een landschap dat bezocht werd in een heilige
drievuldigheid op de eerste dag van alle nieuwe dagen; gekust,
vervuld werd in een visioen op dag zeven. Rust. Leven. Dit is
een geestelijke huid, die geen geluid verdraagt van holle frasen,
onvatbaar nu voor het altijd blazen, altijd razen van de dingen.

Mystiek lichaam. Zinnebeeld om bij te zingen, zachtjes voor je uit,
een melodie van zielsverbondenheid, sereen als glas. Landschap met
twee ringen. Gesmeed in vuur en as, voor een huwelijk bij koninklijk
besluit. Die aan de hand behoort de bruid, de bruidegom woont maar
een hemel verderop. Waar hij wijn klaar heeft staan om nieuw met haar
te drinken. Waar witte kleren zijn, voor straks, als al het aardse
is verstomd. Omdat het feest zal zijn, die dag, wanneer hij komt.

Gedicht: Catharinus | Heilige Ruimte

Uit aarde en uit steen

Velen hebben God gezocht in de woestijn en hebben hem daar niet gevonden. Velen hebben zich in afzondering teruggetrokken, en hij heeft zich niet aan hen getoond. God te pakken krijgen is net zo gemakkelijk als het te pakken krijgen van de bliksem. En net zoals de bliksem slaat hij in waar en wanneer hij wil.
Thomas Merton (1915-1968), pater trappist, kluizenaar.

De hele tijd al

De hele tijd al

De afgrond zuigt en duwt en trekt en groeit, groeit
mateloos, zegt nooit het is genoeg, nooit zwart genoeg
rond jou, in jou, neemt alles op in hartverslindend
duister, zoekt kwetsbare plekken. Een kille tocht
sluipt door, via de zachte holte van een zij, tart
een arm, afwerend geheven, binnenzijde buiten, tot,
tergend langzaam, een huiver, een kou op het bot.

Totdat het licht de afgrond overbrugt, je ruimte
heiligt. Dan blijkt dat jij ook in dat ondoorgrondelijk
donker je ogen open had, de hele tijd al.

Gedicht: Catharinus | Heilige Ruimte