Gebrande Sienna III

Donkere grens, die in mij de aarde van de hemel scheidt. Gespleten rotsen, sterk genoeg om ginds mijn huis te dragen, maar hier de tweedeling van mijn ziel verbeelden. De barst die geen licht, maar donker binnenlaat. Bron van mijn angst, alsof ik nooit in de verte tuur, maar altijd terug de diepte in. 

De dood, die mij vanuit de diepte terug in de ogen kijkt. Mij achtervolgt, tegemoet treedt. Ik ben alleen, heb angst, en ben toch onbevreesd. Hij speelt in op mijn laatste zwakte; zoals ook mijn vijand doet.

De grens die mij van mijn lief zal scheiden, maar hem, zonder dat er tijd verstrijkt, vervolgens tot koning maakt, en mij tot koningin. We wonen daar, achter die grens, op die grens, die ons huis draagt. Nu al. In een eeuwig land. 

Zo dichtbij, en zo ver weg. Als ik de barst in de rots volg kom ik thuis; zonnestralen verlichten hagelwitte muren;  het is het kasteel van Clervaux. De familie van de mensheid heet me welkom. Wie ooit leefde, leeft nu nog. Ik zie de groene stof van mijn jurk wapperen, kinderen rennen naar me toe. 

De man met de fluit, draagt geen wapens, hij draagt gedichten voor. De kinderen mogen hem. Zij zullen weten: als het laatste uur slaat, en de lucht donker kleurt, speelt hij het melodietje van hoop en vrede.

Nu nog laat deze barst het donker binnen. Maar over een tijdje, is deze barst met dezelfde zonnestralen verlicht. Dan zal in mij de aarde met de hemel verbonden zijn, staan de bloemen klaar, en woon ik daarbovenop, in een huis van eeuwigheid. 

Mijn lief vindt mij, op elk ogenblik van tijd. Als ik mij omdraai, hier. En als ik mijn ogen sluit, ook daar.

Gebrande Sienna (zelfportret)

Donkere zon, schijnt door het raam, recht het klamme wasgoed en mijn ziel in. Ik leerde vandaag dat wat ooit mijn favoriete kleur was, Gebrande Sienna is; de kleur van de aarde, en van de liefde. Ik was het vergeten, mijn favoriete kleur, en de liefde. Ik was het vergeten, hoe ooit de zon onderging, en nooit meer boven kwam.
In het donker vergat ik de kleur van de aarde, van mijn geboorteland, en van de liefde.

De lama ziet liever het bloed uit mijn kruin, dan het bloed aan de handen van mijn vijanden. Hij zegt: hecht je niet, ga dood met niks, dan zul je minder lijden. Ik probeerde zijn advies, en was vrij. Zo vrij, dat ik door mijn gebrek aan oordeel, zelfs mijn eigen vader aan de vijand offeren kon.

Donkere ogen, kijken terug, naar het raam waar ooit de zon achter verdween. Ik zie het landschap van mijn ziel. Met zijn laatste adem zegt mijn vader ‘Ik hou van je’. En terwijl mijn bloed mijn kruin uit stroomt, stroomt zijn bloed de rode aarde in; een stroom van bloed die heel de aarde van mijn ziel kleuren zal. Gebrande Sienna, de kleur van de liefde. En van woede.

In een nacht van Liefde kwam de vijand naar me toe: Hij openbaarde zich als een beest doordrenkt in een zee van bloed. Ik vroeg hem hoeveel bloed hij op deze aarde al vergoten had. Maar het beest verdween. Terug in de duisternis waar hij vandaan kwam.

Het was wachten, tot de was zou drogen, en het leven weer licht zou zijn. Ik kijk de zon in, en besef hoeveel ik verloren heb. De dag dat ik mijn liefde van haar woede had ontdaan, was de dag waarop ik de bebloede aarde aanschouwen moest, de dag waarop mijn vader moest sneuvelen.

Donkere zon, schijnt door het raam, recht het droge wasgoed en mijn ziel in. Het was liefde die me bevrijding bracht, maar woede die het af zal maken.

Gebrande Sienna, ik herinner me de kleur weer.